“De opkomst bij de verkiezingen van afgelopen woensdag was weer slecht. Slechts 45 procent van de bijna 12 miljoen stemgerechtigden nam de moeite zijn democratische plicht te doen. De dalende trend die vanaf 1970 – het jaar waarin de opkomstplicht werd afgeschaft – is ingezet, heeft zich verder voortgezet. Alle politieke partijen maken zich zorgen over deze ontwikkeling.
De basisgedachte achter de parlementaire democratie is dat het wat moeilijk discussiëren en beslissingen nemen is met 17 miljoen mensen. Daarom hebben we een vertegenwoordigende democratie. Mensen kiezen andere mensen op basis van een politiek programma met doelstellingen om hen in de democratische arena (parlement, staten of raad) te vertegenwoordigen. Nu is het zo dat die zetels allemaal bezet worden en dat zal ook gebeuren als straks mogelijk nog maar eenderde van de kiezers de moeite neemt om naar het stemhokje te gaan. De vraag dringt zich dan wel op: Hoe staat het met de legitimiteit van de gekozenen? Strikt genomen, volgens de wet, klopt het allemaal nog steeds, maar naar mijn idee daalt het gezag van de gekozenen recht evenredig met de daling van de opkomst. En dat is uit democratisch oogpunt een kwalijke zaak.
De opkomst heeft niet alleen een kwantitatief element, er zitten ook kwalitatieve aspecten aan. Ten aanzien van het passief kiesrecht zien we al lange tijd een forse oververtegenwoordiging van hoog opgeleiden. Nu worden we ook geconfronteerd met sociaal-economische verschillen als het gaat om het actief kiesrecht. Mensen met een lagere opleiding en zij die minder verdienen gaan vaker niet stemmen dan goed opgeleiden en zij die een hoog inkomen hebben. De representativiteit van de volksvertegenwoordigers wordt zo wel erg discutabel.
Na elke verkiezing, wanneer weer eens is gebleken dat de opkomst weer lager was dan de keer daarvoor, hoor je steevast de politici weer zeggen dat het een ernstig probleem en dat er meer aan gedaan moet worden de kiezer naar de stembus te krijgen. Allerlei lapmiddelen passeren dan de revue. Ze zullen niet helpen, net zo min als het langer open houden van de stembureaus dat heeft gedaan.
De oorzaak van de lage opkomst moet gezocht worden in het gebrek aan vertrouwen van veel mensen in de politiek, velen zijn zelfs cynisch geworden. En ik kan me dat voorstellen gezien het gebrek aan oplossingen die de heersende politiek voor de al lang bestaande problemen in bijvoorbeeld de zorg en het onderwijs aandraagt, de beklemtoning van de NIET-maakbaarheid van de samenleving, het fenomeen van de partijpolitieke benoemingen, de vele niet nagekomen verkiezingsbeloften en de introductie van de sorry-democratie. Voeg daarbij het gegeven dat politieke partij nog zelden ideologisch te definiëren zijn, zij de grote doelen hebben afgezworen en dientengevolge steeds meer op elkaar zijn gaan lijken, en je hebt een van de twee belangrijke oorzaken voor de dalende opkomst te pakken. Een tweede reden is meer van culturele aard. Velen trekken zich heden ten dage terug in hun eigen koninkrijkje en wenden de blik af van de ander en de samenleving als geheel. Steeds meer mensen vallen ten prooi aan ongeïnteresseerdheid voor de publieke zaak. Consumentisme en hedonisme gaan hand in hand.
De meeste partijen hebben daarom hun streven naar het zijn van een massapartij losgelaten en beschouwen zich steeds maar als kaderpartij, ofwel als recruteringskader en kweekvijver voor nieuwe volksvertegenwoordigers en bestuurders. Daarom zijn partijen ook niet meer automatisch aanwezig in alle lagen en sectoren van de samenleving en zijn zij voor hun informatie aangewezen op de vertegenwoordigers (van de vertegenwoordigers) van mensen, marketingbureaus en opiniepeilers. Die laatsten vertellen hen over de dalende belangstelling onder laagbetaalden en lager opgeleiden voor een gang naar de stembus en de conclusie ligt voor de hand: Als ze toch niet gaan stemmen, hoeven we als partij daar in onze campagne ook niet speciaal onze energie in te steken. En dat leidt weer tot een verdere daling van de belangstelling en de opkomst onder deze grote groep mensen. En zo zijn we in een vicieuze cirkel beland van steeds minder interesse en steeds minder opkomst. Dit fenomeen is niet alleen van betekenis voor de opkomst maar ook voor de inhoud van de politiek: steeds minder aandacht en geld voor collectieve voorzieningen en steeds meer belangstelling voor marktwerking, steeds minder aandacht voor armoedebestrijding en de strijd tegen de tweedeling op tal van terreinen en meer belangstelling voor lastenverlichting. De democratie staat onder zware druk. Niet alleen vanwege de terugtredende overheid ten faveure van de markt.”
Beste lezer, velen zullen denken: goede tekst zeg. En als ik u nu vertel dat dit een verkorte en hier en daar wat aangepaste samenvatting is van een aan mij toegespeelde column uit 1999 n.a.v. de Provinciale Statenverkiezingen van Jan Marijnissen, destijds fractievoorzitter van de SP in de Tweede Kamer. Bijna exact 23 jaar geleden. Alsof er niets veranderd is. Marijnissen pleitte met zijn column voor een opkomstplicht voor verkiezingen vooral omdat een lage opkomst niet meer representatief is en de hoger opgeleiden vaker stemmen dan laagopgeleiden. Wie hier baat bij heeft is duidelijk, met name de marktdenkers als de VVD, met Rutte als tamboer maître voorop. Ik denk dat als er over de jongste gemeenteraadsverkiezingen iets gezegd kan worden dan is het dat het een snoeihard signaal en een dubbele draai om de oren van de landelijke politiek is: áls we stemmen dan stemmen wij (de beter gesitueerden) op lokale partijen, en, waarom heeft stemmen zin als wij (de slechter gesitueerden) toch niet gezien, gehoord of serieus worden genomen. Zie hier het resultaat van 40 jaar neoliberalisme en met name de kabinetten Rutte I, II en III. Rutte IV gaat gewoon verder waar het gebleven is, zonder actieve herinnering. Intuïtief zegt het mij dat ergens de bom moet gaan barsten. Als er zoveel druk in de samenleving komt zoekt het op een gegeven ogenblik zijn eigen weg. Net als zelfrijzend bakmeel. Te veel en te hoge temperatuur is de garantie op een misbaksel. Ik vond de juichende reactie van onze Liliane Ploumen over de verkiezingswinst in Amsterdam dan ook erg potsierlijk. De sociaaldemocratie heeft vooral nog roots in de periferie en krimpgebieden in Nederland (behalve in Zuid-Limburg), maar zo bezien is Amsterdam een Gallisch PvdA-dorp geworden. Wij zijn bij de gemeenteraadsverkiezingen niet nog verder achteruit gehold, maar we hebben de laatste 20 jaar héél veel verloren. Maar zelfs dat is geen reden om te stoppen. Integendeel.