Beste familie, belangstellenden, leden van de PvdA Kerkrade en anderen. Goedenavond. Hartelijk dank voor de uitnodiging om hier vanavond bij u te zijn.
Het is zonder twijfel een bijzondere eer voor mij om de dertiende Thijs Wöltgens lezing te mogen houden. Dat is, hoe zal ik het zeggen, apart voor iemand zonder een sociaaldemocratische achtergrond maar zonder meer eervol om in de voetsporen te treden van een indrukwekkende lijst sprekers in voorgaande jaren. Nogmaals dank voor deze uitnodiging.
Ik kon een glimlach niet verbergen toen ik uw uitnodiging ontving. Alhoewel ik 20 jaar jonger ben dan Thijs nu zou zijn, kwamen we elkaar in het verleden in verschillende hoedanigheden tegen. En ik moet zeggen, ik heb daar enkel mooie herinneringen aan.
En die glimlach, ach, Thijs liet geen gelegenheid onbenut om mij te pas en te onpas te stangen met mijn politieke overtuiging. Om kort te zijn, mijn politieke voorkeur was beneden elk peil. Zo, daar moest ik het mee doen. Maar dat ging altijd met een kwinkslag, vanzelfsprekend met een anekdote en vervolgens overdekt met een saus van luchtigheid en relativering. En nu staat die liberaal hier op zijn eigen lezing.
En dan was er natuurlijk mijn afkomst. Een Randstedeling, of nog erger, een Amsterdammer. Een harde G die op zijn Amsterdams zei wat hij dacht. En je zou denken dat de oer-Limburger, de ras-Bourgondiër Thijs Wöltgens daar zeker grappen over zou maken. En dat was dus niet zo. Hij hield van het weerwoord, het debat, het uitwisselen van argumenten van vrijpostigheid. Hij had een hekel aan meeloperij en vlakke opvattingen. Ach, met de anekdotes over Thijs zouden we vele lezingen kunnen vullen.
Maar laten we aan de slag gaan. Laat ik u meenemen in mijn baan, de wereld van de burgemeester van Heerlen en de voorzitter van Parkstad. En we kunnen er helaas geen doekjes om winden. Ondanks tientallen jaren van duwen, trekken en sleuren blijven we in onze regio onderaan de bekende lijstjes bungelen. Het is niet anders. Een regio met ruim 250 duizend mensen. Natuurlijk, lijstjes zijn maar lijstjes maar het is een feit, een rotsvast feit, dat we op fundamentele thema’s als armoede, veiligheid, werk, gezondheid, leefbaarheid en scholing ver onder de Nederlandse gemiddelden blijven. Een gegeven dat alles in zich heeft om somber te zijn en somber te blijven. Maar somber waren wij nooit. We bleven duwen, trekken en sleuren. Vaak tegen de stroom in. Misschien niet altijd even handig omdat we soms wel met wel heel veel bestuurders zijn of omdat de focus te veel gericht was op de symptomen en misschien waren we niet altijd even creatief of effectief, maar we hebben, en dat is mijn diepe overtuiging, er echt alles aan gedaan om dit aan te pakken de afgelopen jaren. Maar helaas de cijfers blijven rood, ik mag wel zeggen donkerrood.
Wat was ik daarom blij me het initiatief voor Heerlen Noord. Een programma analoog aan Marco Pastors’ Nationale Programma voor Rotterdam Zuid. We kwamen tot het inzicht dat de conventionele aanpak van de sociale problematiek, armoede, onderwijsachterstanden, criminaliteit, ongezondheid, een beperkt resultaat had. Dat kwam, zo was onze analyse, omdat het een diepe intergenerationele achtergrond heeft. En ons gebruikelijke medicijn, een aaneenschakeling van diverse projecten vanuit verschillende thema’s met een wisselende intensiteit en grillige budgetten, deed uiteindelijk geen recht aan de problematiek moesten we schoorvoetend toegeven. ‘Vasthouden en niet meer loslaten’ is onze enige optie, zo weten we nu. En met vasthouden bedoelen we écht vasthouden en daadwerkelijk niet meer loslaten, gedurende een gehele generatie, 20 tot 30 jaar lang. Dit betekent dat we aan de bak moeten als lokale overheid, absoluut niet alleen, maar samen met politie, woningcorporaties, en onderwijs-, zorg en jeugdinstellingen. Ik heb het hier over Heerlen Noord. Maar ik wil met klem benadrukken dat dit een-op-een toepasbaar voor de hele Mijnstreek. In het bijzonder natuurlijk Brunssum-Noord en Kerkrade-Oost, simpelweg omdat de problematiek exact dezelfde is.
En jawel, beste mensen, er kwam opeens aandacht vanuit Den Haag. De trigger daarvoor had, denk ik, zeker met onze pitch te maken. Namelijk: ‘In Heerlen Noord overlijden mensen zeven jaar eerder dan in de rest van Limburg’. Deze even keiharde als met cijfers gestaafde pitch, werd gehoord. Busladingen ambtenaren en bestuurders kwamen kijken, met uiteindelijk in het kielzog van deze belangstelling het bezoek van onze koning en koningin onlangs. De koning riep op het einde van zijn bezoek, duidelijk onder de indruk en voor wat het waard was: ‘Dit is een mismatch’, doelend op de vooralsnog summiere middelen waarover Heerlen-Noord kon beschikken.
Ook in Den Haag kregen we vaste voet aan de grond. Er werd niet alleen beleefd geluisterd naar ons, er was ook boter bij de vis. Er kwamen flinke subsidies. Inmiddels hebben we als regio twee regiodeals binnengesleept met uitzicht op een derde (dat is nog geen enkele regio gelukt) en er was een miljoenenbijdragen uit het volkshuisvestingsfonds om maar een paar voorbeelden te noemen. En hier wordt het voor mij tricky als bestuurder. Wat zou het ondankbaar klinken wanneer ik hier zou uitspreken dat deze middelen slechts een druppel op een gloeiende plaat zijn analoog aan de opmerking van de koning. Wat zou het ondankbaar klinken om hier te zeggen dat het nog altijd veel te weinig geld is en dat het geld is uit rijkspotten die veel te snel weer leeg zijn. Wat zou dat ondankbaar klinken beste mensen! Maar, daarmee is het niet onwaar. Kijk, wij verkeren niet in de luxe om ondankbaar te zijn. Echt elke euro, wat zeg ik, elke eurocent is welkom bij ons, maar geef mij asjeblieft de ruimte om toch kritisch te zijn. Laat ik dat uitleggen.
Zoals ik al zei, de Haagse subsidies zijn eigenlijk altijd incidenteel en sectoraal. In de praktijk is het lastig om de interesse en het commitment van alle betrokken ministeries op hetzelfde niveau te houden. De effectiviteit lijdt hier onder. Als er extra geld beschikbaar wordt gesteld voor de herstructurering van wijken, laten we zeggen via de BZK-regeling ‘Volkshuisvestingsfonds’ en ook voor het verbeteren van onderwijs via de OCW-regeling ‘Rijke Schooldagen’, dan is het toch heel erg onhandig wanneer tegelijkertijd de benodigde beschikbare politiecapaciteit fors afneemt. Dat is frustrerend. Het voelt als de spreekwoordelijke stap vooruit en twee stappen achteruit. Als de arme Sysifus. En dan ploppen er onwillekeurig vragen op als: Wat zou er gebeurd zijn wanneer die gasbel niet onder Groningen maar onder Utrecht gelegen had? Is er dan och die enorme kloof tussen Randstad en provincie? Vervolgens hoor ik weer overal om mij heen, ach ja daar heb dat gezeur uit Limburg weer. Gezeur?
Gezeur beste mensen. Het rapport ‘Op zoek naar de Limburg-factor’ van professor Maria Jansen (UM) enkele jaren geleden legde haarfijn bloot dat de Limburgers in vergelijking met andere Nederlanders een lager opleidingsniveau hebben en in samenhang daarmee ook een slechtere gezondheid en minder welzijn en welvaart ervaren. De repliek hierop is vaak ‘Dat is de eigen verantwoordelijkheid van de Limburgers zelf’. Maar zo komen we natuurlijk geen stap verder, zo concludeert Jansen. ‘Wat kunnen de Limburgers er aan doen dat hier meer armoede is, meer werkeloosheid heerst, er achterstalligheid is in infrastructurele investeringen en economische ontwikkelingen?’ Ik hoef niet alle onderzoeken te noemen die hetzelfde concludeerden. Maar op 27 maart vorig jaar was ik extra blij. Het voelde als een kruispunt, alsof alles op zijn plaats valt. Drie belangrijke adviesraden van de regering stonden aan de wieg van een belangwekkend rapport. Het rapport had de naam in ‘Elke regio telt’. Mijn eerste reactie was: Hèhè, zie je nou wel!
Het rapport begon vlak en beleefd: ‘Regio’s in Nederland verschillen van elkaar en we moeten deze verschillen koesteren omdat het Nederland de moeite waard maakt’. Dit beloofde niet veel goeds. Maar toen het vervolg. De onderzoekers constateerden dat de verschillen tussen regio’s toenemen en velden een hard oordeel: ‘Er zijn regio’s die achterop raken en niet meeprofiteren van het huidige nationale economisch/financiële beleid, gericht op het sterker maken van wat al sterk is. Ondertussen sijpelt in regio’s, die niet meeprofiteren van de welvaartsgroei, het vertrouwen in politiek en bestuur weg, getuige de schrikbarend lage opkomstcijfers bij verkiezingen’. Het advies aan het kabinet: ‘Ga langjarige partnerschappen aan met deze regio’s op basis van een investeringsagenda’.
Hier konden wij iets mee. Dit waren de drie concrete aanbevelingen:
- Herijk de reguliere beleids- en investeringslogica van het Rijk;
- Investeer in langjarige en substantiële programma’s voor regionale ontwikkeling;
- Werk aan een vitale relatie tussen regio’s en rijksoverheid.
Wauw………. Natuurlijk was dit een tik op de vingers van het Rijk. Maar ik zag in deze aanbevelingen ook een uitnodiging aan ons om mee te denken, om de regionale potentie te onderzoeken en om de economische kansen in de regio te versterken dan wel los te wrikken. En dat raakte precies de juiste snaar bij ons. Het was een bevestiging dat we op de goede weg zaten. Sinds een aantal jaren waren we onszelf al aan onze eigen haren uit het moeras aan het trekken met economisch-maatschappelijk optimisme en met een agenda die uitging van onze eigen kracht. Immers, we bulken van de ambities. Pionieren, lef en experiment zijn de woorden die daarbij passen. Maar ook de mantra kwaliteit-kwaliteit-kwaliteit als reactie op de twijfelachtige stedelijke ingrepen in het verleden. Er is een gevoel dat dromen verwezenlijkt kunnen worden en dat er daadwerkelijk ruimte is voor plannen, mensen en uitingen. We realiseren ons steeds sterker welke kwaliteiten de regio herbergt.
Het eerdergenoemde optimisme en ook de overtuiging dat de eigen kracht de basis legt voor onze toekomst, maakt dat we onze kansen en mogelijkheden steeds beter op ons netvlies krijgen. Laat ik toch een paar kwaliteiten uit onze regio benoemen. Binnen een straal van twee uur rijden rondom de Parkstadregio wonen 35 miljoen mensen, bevinden zich grote agglomeraties en excelleren talrijke economische topregio’s. Parkstad scoort slecht in het landelijke lijstje over economische kansen maar wanneer we de landsgrenzen wegdenken stijgt Parkstad volgens de Atlas Nederlandse gemeenten moeiteloos naar de top 10. Thijs Wöltgens was een echte Europeaan. Natuurlijk, hij kende als kind van onze grensregio de dagelijkse effecten van landsgrenzen. Van de andere kant begreep hij ook de Europascepsis maar al te goed. Zijn analyse was dat de thema’s als veiligheid, werkloosheid en sociale zekerheid bovenaan de agenda van de Europese burgers staan, en uitgerekend daarmee mag Europa zich niet bemoeien. ‘…Probeer je dan maar eens als burger met Europa te identificeren…’ Zo hoorde ik hem regelmatig doceren.
Thijs Wöltgens wees decennia geleden al op de potentie van onze regio in het licht van Europa. Concreet pleitte hij voor een experiment waarbij het gebied Aken-Maastricht-Luik-Hasselt aangewezen zou moeten worden als eurozone. In een reactie op ‘elke regio telt’ hield ik onlangs hetzelfde pleidooi in de Tweede Kamer. Het pleidooi voor een lobby vanuit Den Haag in de richting van Berlijn en Brussel om serieus zo’n experiment van de grond te krijgen. De ziener Wöltgens.
Nog meer regionale kwaliteiten. Opvallend is dat we in Zuid-Limburg beschikken over een uitzonderlijk krachtig onderwijscluster met een ruime spreiding over alle niveaus. We hebben inmiddels de RWTH mogen verwelkomen die in het centrum van Heerlen een master zijn gestart met als thema ‘Transforming City Regions’. Ook de Universiteit Maastricht is op zoek naar ruimte en praktijkobjecten op het gebied van stedelijke transitie en toont concrete interesse in de regio en voelt voor samenwerking op het gebied van onderzoek, studenten en studiehuisvesting.
Maar hoe kan het dan in godsnaam ….beste mensen ….dat een kabinet het in zijn hoofd haalt om de internationalisering op de universiteiten te willen aanpakken met het demoniseren van de Engelse taal. Ik kan daar zo boos om worden. Het zou de doodsteek van de UM zijn en dan kunnen we het als Zuid-Limburg wel helemaal vergeten. Vreselijk. Wat een, ja hoe moet ik het zegen, dommigheid en nog eens dommigheid. Maar goed, laten we hopen dat het verstand zijn werk doet. Wij zien vanuit deze kennisclustering, maar ook breder in de stedelijke agglomeratie die wij met Aken vormen, een grensoverschrijdend ecosysteem ontstaan. Aken is immers de top startup-stad van NRW en de Smart Services Campus in Heerlen is een steeds belangrijkere factor voor beginnende bedrijven op het gebied van ICT en AI. Dit ecosysteem van kennis en economie heeft de potentie, zo denken wij, om als een pullfactor te fungeren voor toeleverende, regionale en lokale bedrijven. Ik hoop dat ik voldoende de schaal van Zuid-Limburg onderstreep. Denk daarbij aan de Brightland Campussen evenals de ontwikkelingen rondom de Einstein telescoop. Die laatste zou echt een enorme opsteker kunnen zijn voor ons allemaal.
Maar, beste mensen het is tegelijkertijd allemaal broos. Heel broos. De kabinetsreactie op het onderzoek ‘elke regio telt’ was weliswaar bemoedigend maar afkomstig van een kabinet dat weldra zou vallen. Dat was vorige zomer. Het nieuwe kabinet is in dit opzicht, ja hoe zal ik het zeggen, zoekende. Maar goed veel onrustbarender is de dagelijkse praktijk, de dagelijkse werkelijkheid. Dat wat we om ons heen zien. En dat knaagt steeds vaker. Hierover maak ik mij grote zorgen. Immers, in mijn, in onze regio, is er geen plaats meer voor een ziekenhuis met een spoedeisende hulp, met IC’s, met OK’s en een geboortecentrum. Hoe kan dat? Ik kan dat niet uitleggen. Mijn droom is dat er een intercityverbinding komt naar Aken, maar steeds vaker mogen we blij zijn dat de bestaande intercity überhaupt naar Heerlen rijdt. Zo heb ik in het verleden afscheid moeten nemen van een politieschool en ik zie belangrijke werkgevers als APG en CBS met steeds minder interesse naar de regio kijken. Ik heb het gedoe over die internationalisering op de universiteiten al benoemd. Dit zijn maar enkele voorbeelden. Voorbeelden die elke dag knagen aan ons optimisme en aan het najagen van onze ambities. Het vraagt regelmatig om inspiratie. Om relativering. Om contemplatie. Om richting.
Het gedachtengoed van Thijs Wöltgens is, in ieder geval voor mij daarbij, een helpende hand en een kompas. De sleutel ligt in het Rijnlands model zoals Thijs Wöltgens dat uitdroeg. In dit model vinden we de aanknopingspunten waarmee wij in onze regio aan de slag moeten gaan. Ik ben ervan overtuigd dat dit model onveranderd en ‘as we speak’ een belangrijke rol speelt in de huidige Nederlandse economie en samenleving. Het model legt immers de nadruk op samenwerking, sociale verantwoordelijkheid, en langetermijnwaarde boven kortetermijnfocus. Het is relevant vanwege de grote uitdagingen waar we momenteel mee te maken hebben zoals klimaatverandering, sociale ongelijkheid, digitalisering en de transitie naar een duurzame economie. Juist deze uitdagingen vereisen investeringen en beleid met een horizon van meerdere decennia, hetgeen moeilijk te realiseren is in een puur op korte termijn gericht economisch model. De focus op langetermijnwaarde van het Rijnlandse model zorgt ervoor dat bedrijven, overheden en burgers samen plannen maken die de basis leggen voor een duurzame en stabiele toekomst. Dit helpt voorkomen dat economische keuzes die gunstig lijken op de korte termijn, schadelijke gevolgen hebben op de lange termijn.
Ik kan het niet genoeg benadrukken: dat is precies wat wij nodig hebben. Langjarige partnerschappen, generatie-durende programma’s, stabiliteit en duurzaamheid in alle opzichten. Het Rijnlandse model past dan ook uitstekend bij de hernieuwde aandacht voor regionale gelijkheid, zoals gepromoot in het rapport ‘Elke regio telt’ dat ik al eerder noemde. In het model zit het belang besloten van sociale cohesie en solidariteit tussen regio’s en groepen met als doel het versterken van economische kansen in achterstandsgebieden. Door in te zetten op langetermijninvesteringen in regio’s, zoals in infrastructuur, onderwijs en zorg, draagt het Rijnlandse model bij aan een gelijkere verdeling van economische kansen. Dit helpt om regionale ongelijkheden te verkleinen en maakt uiteindelijk Nederland als geheel veerkrachtiger en inclusiever.
Tot slot zijn de gedachten en ideeën van Thijs Wöltgens over het thema burgerschap niet alleen verrassend en verfrissend, maar ook heel erg actueel. Hij schetst feitelijk de transitie die de burgers in De Mijnstreek hebben ondergaan de afgelopen decennia. Je zou kunnen zeggen van verbitterde en boze slachtoffers naar een samenleving die met optimisme en een groeiend zelfbewustzijn de toekomst tegemoet treedt. Zijn opvattingen gingen verder dan enkel het formele burgerschap dat is gebaseerd op juridische rechten en plichten. Hij zag het burgerschap als een morele en actieve houding in de samenleving, waarbij het individu niet alleen rechten heeft, maar ook een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het collectieve welzijn en de democratische gemeenschap. Hij vond dat een burger de plicht had om actief deel te nemen aan de samenleving en niet passief moest afwachten wat de overheid of anderen voor hem doen. Hij bekritiseerde het concept van de klagende burger die enkel naar de overheid kijkt voor oplossingen, zonder zelf verantwoordelijkheid te nemen. Thijs Wöltgens stond kritisch tegenover het individualisme en de toenemende focus op persoonlijke rechten zonder aandacht voor de collectieve verantwoordelijkheid. Hij zag de burger als onderdeel van een groter geheel, waarbij de persoonlijke vrijheid samen moest gaan met een verantwoordelijkheidsgevoel voor de gemeenschap. In een tijd waarin veel burgers zich afwenden van de politiek, en waarin sociale media zowel verbondenheid als polarisatie stimuleren, is deze visie van Wöltgens zeer actueel. Zijn oproep om burgerschap te zien als een morele verplichting tot deelname en solidariteit heeft aan urgentie gewonnen. Ik geloof erin dat dit gedachtengoed kan bijdragen aan het versterken van het sociale weefsel in onze regio en heel Nederland. Want echt beste mensen, dat hebben we hard nodig. Onverschilligheid in de samenleving ondermijnt elke ambitie en elk initiatief. Al heb ik er met pijn in het hart ook af en toe bijna begrip voor. Want laten we eerlijk zijn. Met regelmaat maken ze er in Den Haag ook echt een potje van. Zo keek ik met knarsende tanden naar hoe ze daar de asielcrisis aanpakken zonder enige vorm van medemenselijkheid en met middelen, u weet waar ik op doel (de Noodwet), die Thorbecke in zijn graf zouden laten omdraaien.
Laat ik daarom met de woorden eindigen: we hebben met z’n allen nog altijd ‘een beetje Thijs’ nodig.