Reflecties voorzitter Volmar Delheij: Stadsontwikkeling. Op de scheidslijn van fouten en successen.

30 juli 2024

Ik zat in Bretagne op de camping te genieten van de rust en de landelijke omgeving. Boeiend is dan ook altijd de verschillen met Nederland te zien. Dorpen leven er nauwelijks nog, de supermarkten van enorme afmetingen floreren daartegen en zijn de dood van de lokale bakkers en de slagers. De verschuiving naar grote supermarkten buiten de traditionele dorpskernen in Frankrijk kan worden gezien als een resultaat van modernistische stedenbouwkundige principes (met name functiescheiding van wonen, werken, recreëren en verkeer), de groei van suburbanisatie mede door de auto, economische motieven en veranderende consumentengewoonten. Deze factoren hebben samen geleid tot de huidige situatie waarin kleine retail in dorpen vaak moeilijk kan overleven. Je zou kunnen stellen dat vooral het eerste een historische (denk)fout is geweest.

In De Limburger van die dag in juli stond een artikel over een pensionerend raadslid van de OPH, voormalig PvdA, voormalig D66, docent aan de Hogeschool Zuyd. En over het voornemen van Heerlen om deze onderwijsinstelling naar de binnenstad te krijgen, op de Promenade. Een historische fout volgens het raadslid. Te duur, geen urgentie, de gemeente moet geen projectontwikkelaar en vastgoedeigenaar worden. En het Grotius College naar de binnenstad, niet doen. Leerlingen zitten meer bij McDonalds als in de les. En het levert de stad niet de gewenste reuring op. Studenten en leerlingen gaan na hun studiedag gewoon naar huis, dus de stad uit i.p.v. in. Dan beter ’t Loon afbreken en C&A terug de stad in. ’t Loon was toch al een historische fout volgens het raadslid. Aldus de mening van het raadslid.

Nu weten we grotendeels pas achteraf wat een historische fout is, dat vraagt wat tijd. De term zegt het al. Histórische fout. Nu beweegt stadsontwikkeling zich altijd al op de scheidslijn van historische fouten of historische successen. Wie daarover een bloemlezing wil lezen die beveel ik “De stad. Het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag” van Marcel van Engelen warm aan. Uit 2024 en nu al aan de tweede druk toe. Het is een staalkaart van historische stadsontwikkeling, fouten en de reparaties daarvan, successen maar ook de negatieve gevolgen daarvan.

In het kort: Amsterdam was in de jaren zestig op sterven na dood, mensen trokken weg. Onze eigen Joop den Uyl wilde als wethouder Stadsontwikkeling een heuse “City”, een economisch hart, met brede autowegen ernaartoe. Allemaal gebaseerd op het modernistische idee van functiescheidingen. Daarvoor moesten de armoedige historische wijken zoals de Jordaan of De Pijp en de koloniale ring om het oude stadshart grotendeels gesloopt en moesten portiekflats van driehoog het nieuwe wonen in Amsterdam worden. Uitbreidingswijken als De Bijlmer werden ontworpen aan de modernistische tekentafel en zou hét ideale stadsdeel worden. Het verzet kwam van monumentenzorgers en gewone burgers, daarna van de krakersbewegingen vanwege het tekort aan woningen voor opstomende jongeren en studenten. Door hen aller toedoen draaide de overheid bij. En De Bijlmer werd een ramp zoals we weten. De binnenstad en de oude buurten werden grotendeels gerenoveerd en zijn nu een groot toeristisch trekpleister. Successievelijk werden de oude buurten en wijken gerenoveerd, de sociale woningvoorraad door landelijk beleid ontmanteld. Gentrificatie zette in door de uitponding van sociale woningvoorraad, huurliberalisatie en alsmaar meer hogere inkomens, aangejaagd door de uitbreidingen langs het IJ en de Zuidas. De economische transformatie naar dienstverlening, hightech en fintech gaven de laatste duw en kraakt en piept Amsterdam nu onder zijn eigen succes. De sociale huurmarkt zit totaal vast, koopwoningen zijn een van de duurste in Europa, de stad bezwijkt onder het toerisme, de bevolking polariseert in arm/kansloos en vermogend/ kansrijk, in Noord huur je een sociale huurwoning voor 400 €, het huis ernaast gaat voor 5 ton over de toonbank. Het uiteindelijke resultaat van vrije markt en de globalisering.

Het boek is één adembenemende rollercoaster van een professie die stadsontwikkeling heet. En wat zijn dan historische fouten. Een waaier van bestuurders en stadsontwikkelaars dachten ooit het licht te zien, inclusief Den Uyl, totdat de tijd het licht uitdeed. En zo zie ik het ook met Heerlen. Eens, ’t Loon is een historische fout, maar bezien in zijn tijd: een ontwikkeling uit die tijd. Het werd eind vijftig begin zestig ontworpen als een modern winkelgebied om te voldoen aan de groeiende behoefte aan retailruimte in Heerlen en de omliggende regio. Maar vooral: gebaseerd op functiescheiding. Hoewel Peutz er een flatgebouw ontwierp was het vooral bedoeld om goed bereikbaar te zijn. Voor de auto dus. Zéér modern en eigentijds. Net als Den Uyl dat in Amsterdam zag. De auto, dat was de toekomst.

Nu zijn een aantal ontwikkelingen in Heerlen waarvan je je kunt afvragen wat ze hebben gebracht: de aanleg van de spoorlijn rond 1900 zaagde de stad in twee helften, tegenwoordig twee sociaal andere helften, de promenades maakten de oude middeleeuwse stratenpatronen kapot en zijn schamele Rotterdamse Lijnbaan-kopieën, Vrieheide moest een “satelietstad” voor 40.000 inwoners worden, de kantoren aan de Parallelweg-Geerstraat-Schakelweg staan leeg of hebben andere functies, het ziekenhuis is weg uit de stad, de Hogeschool verhuisde naar Terworm, het Vista College landde in de buitenbeemden, het halflege Coriopolis is zelfs decor voor Limburgs Mooiste? Het is met ontwikkelingen toch altijd deinen op de golven van de tijd en de dan heersende ideeën en modes, krachten en tegenkrachten? Maar het is vooral functiescheiding wat ik hier zie. Onbewuste scheiding wellicht, maar het is er.

Wat wel inmiddels duidelijk is, is dat de functiescheiding van de modernisten niet dat heeft gebracht wat ervan verwacht werd. De functiescheiding van Le Corbusier in de stedenbouw verwijst naar zijn idee om stedelijke gebieden te verdelen in aparte zones voor verschillende functies. Deze scheiding was bedoeld om efficiëntie te bevorderen, de leefbaarheid te verbeteren en verstoringen tussen verschillende activiteiten te minimaliseren. Alleen leverde het uiteindelijk in Nederland Vinexwijken zonder sociaal gebeuren of bedrijventerreinen ver buiten de woon- en leefgebieden. Dus ook geen interactie. Maar veel erger is nog dat we denken dat het altijd zo geweest is, terwijl dat per definitie niet zo is. Tegenover functiescheiding staat namelijk de compacte stad.

Wellicht dat deze bewustwording en een omdenken kan helpen de stad Heerlen weer dynamiek en compactheid te geven. En wellicht kan de grote criticus van het stedenbouwkundig modernisme Jane Jacobs richting bieden. In haar stadsbijbel “The death and life of great American cities” uit 1961 bekritiseert Jacobs de modernistische stedenbouwkundige plannen van haar tijd, die vaak gericht waren op grootschalige, monotone en functioneel gescheiden stadsontwikkeling. Ze benadrukt in plaats daarvan de waarde van menselijke ontmoetingen, van kleinschaligheid en organische groei van stadswijken. Zij benadrukt de waarde van diversiteit, kleinschaligheid, gemengd gebruik en hoge dichtheid in steden en stedelijke wijken om levendige, veerkrachtige gemeenschappen te creëren. Niet alleen in steden, ook in wijken en buurten. Nog een stap verder gaan Pablo Sendra en Richard Sennet in “Designing disorder. Experiments and Disruptions in the City” uit 2020. Zij pleiten voor het ontwerpen van steden met ingebouwde onvoorspelbaarheid en flexibiliteit, zodat stedelijke ruimtes zich kunnen aanpassen aan veranderende behoeften en activiteiten. Beiden, zowel Jacobs als Sendra/Sennet verwerpen starre en top-down benaderingen van stadsplanning.

En van dit laatste zie ik toch meer terug in de ideeën die nu de ronde doen om Heerlen nieuw leven in te blazen. Want die laatste noodzaak ziet zelfs een blinde. Steden zijn ontstaan als ontmoetingsplaatsen. Economisch, sociaal en cultureel. Dat betekent dus meer bedrijvigheid in de stad, meer wonen in de stad, meer cultuur in de stad. Zodat er meer ontmoetingen en interacties zijn. Meer initiatieven als bottom up-initiatieven als De Stadstuin. Meer positie van de overheid, minder positie voor de vrije markt. Public-privat-partnership? Okay, maar wel met een grote Public en een kleine privat. En dus: de gemeente moet meer greep en positie op de stad hebben. Amsterdam kreeg dit door de erfpacht, alleen hebben ze die te veel te gelde gemaakt en te veel tijdelijk verpacht aan de vrije markt. Weg met de Van de Mortels die de stad gijzelen uit puur eigenbelang. Dan maar even door de zure appel heen bijten dan overgeleverd zijn aan types die niets met het algemeen belang hebben. Dus ja: de Hogeschool de stad in, Grotius de stad in, inzetten op wonen met voldoende sociale huur, inzetten op veel kleine cultuur, op kleinschalige detailhandel. Op een compacte stad met een sterke regie van een overheid die ruimte geeft. Vijftig jaar lang. En eens wat minder meewaait met de winden van alle tijden, maar vasthoudt aan een gefundeerde visie. Gebaseerd op kennis en niet alleen op meningen, hoe goed bedoeld ook.